Historie

In het jaar 1689 wordt voor het eerst melding gemaakt van een commissie die de belangen van reders en kooplieden betrokken bij de handel op het Oostzeegebied behartigde. Deze ‘gecommitteerden’ spanden zich in om bescherming ter zee te verkrijgen door de Admiraliteit van Amsterdam in periodes waarin de koopvaardijschepen gevaar liepen. De kosten werden gedekt door een kleine bijdrage per schip te heffen, het galjootsgeld.

De zogenoemde ‘moedernegotie’, uitgevoerd met eenvoudige vrachtvaarders, vormde in de 17e en 18e eeuw een zeer belangrijke economische basis voor de Republiek. Graan, hout, hennep en vlas, ijzer, pek en teer werden door honderden fluitschepen en galjoten uit havens langs de Oostzeekusten gehaald. Sinds 1719 voerde de Directie der Oostersche Handel en Reederijen ook het beheer van de Amsterdamse korenbeurs.

Na de beëindiging van deze taken in de 19e eeuw bleef de Directie het opgebouwde kapitaal zorgvuldig beheren om daarmee maritiem-historische doelen te ondersteunen, vooral gericht op het Oostzeegebied.

 
 
secretariaat
Schippersgracht 9
1011 TS Amsterdam